donderdag 7 maart 2013

Keukenlade

Bij de voordeur van mijn moeders huis arriveerde ik tegelijk met een oudere heer. Hij was gekleed in een lange regenjas en droeg een gleufhoed op zijn hoofd. Hij keek opzij en liet een sleutel uit zijn handen vallen. De man kwam mij vaag bekend voor. Misschien had ik hem vroeger eens ontmoet op een verjaardag van mijn moeder. Hij leek een beetje op mijn oom Rolf, de broer van mijn vader, die ik al een jaar of twintig niet meer had gezien.
‘Kende u mijn moeder?’ vroeg ik.
‘Ja, ja,’ zei hij en met een trillende hand bracht hij een zakdoek naar zijn voorhoofd. ‘Ze had me gevraagd nog wat spullen op te halen, nu ze…’ Zijn stem stokte, maar na een korte pauze vervolgde hij: ‘Het is een nogal delicate aangelegenheid ziet u.’
Ik kon een glimlach niet onderdrukken. Ik begreep dat hij door mijn moeder was gestuurd om iets op te halen, waarvan ze liever niet had dat ik, haar enige zoon, het zag. Het maakte ook dat ik heel nieuwsgierig werd wat ik in moeders laatjes zou aantreffen. Misschien was hij wel haar minnaar en moest hij lingerie of seksspeeltjes ophalen.
Dan ben je nu te laat, dacht ik, maar ik zei: ‘Ik ruim alles zelf wel op.’
De man gaf het nog niet op, ‘Maar uw moeder heeft toch ook recht op privacy?’
‘Nu niet meer,’ antwoordde ik en het kwam er bitser uit dan ik van plan was. Het was in ieder geval voldoende om hem te doen afdruipen.

Op mijn tenen liep ik door de gang. Moeder had wel een half jaar zwaar ziek in een bed in haar woonkamer gelegen. Nu lag ze daar opgebaard, nog maar 66 jaar oud.
‘Dag mam,’ fluisterde ik bij binnenkomst.
Nauwkeurig bestudeerde ik haar gezicht. Ik besloot om de uitvaartleider te bellen, om hem te vragen haar lippen een beetje bij te werken.
‘Wie was die knakker net mam?’ Voorzichtig legde ik de naar opzij gevallen parelketting weer recht rond haar hals.
‘Of heb je nog een geheimpje?’ vroeg ik en drukte een kus op haar voorhoofd. Haar huid was koud, maar nog steeds veerkrachtig.

Uit de koelkast haalde ik een pot beschimmelde appelmoes en uit de wasmand een paar vuile hemden. Met de Franse slag, zoals mijn vrouw zou zeggen, stofzuigde ik en besloot dat het huis nu netjes genoeg was om de mensen te ontvangen, die vanaf vanmiddag afscheid kwamen nemen.
Mijn nieuwsgierigheid kon ik nu niet langer bedwingen en ik begon te snuffelen in de laatjes van het dressoir. Ik vond alleen zakdoeken en een stapeltje bankafschriften. In het nachtkastje op haar slaapkamer lagen een paar dichtbundels en in de aanrechtlade batterijen en zegeltjes. Een zekere razernij begon zich meester van mij te maken. Hardhandig gooide ik de inhoud van haar klerenkast, boekenkast en bureauladen op het bed en de vloer. In een paar minuten zag haar slaapkamer er nog slordiger uit dan de kamer van mijn zestienjarige dochter. In de keuken koelde ik mijn woede op haar kookboeken en potten met opschriften zoals suiker, koffie en thee. Niets vond ik.
Met mijn rug tegen het aanrecht stond ik even uit te hijgen. Ik voelde me een idioot. Het huis was een bende geworden, ik zou minstens nog een uur nodig hebben om alles weer op te ruimen. Toen viel mijn oog op de keukentafel, waarover een dik donkerbruin kleed lag. Ik herinnerde me weer dat daaronder een geheim laatje was, waarin mijn moeder het tafelzilver bewaarde voor de feestdagen. Ik trok het kleed van tafel en van het stof dat eruit dwarrelde kreeg ik een hoestbui. Schuldbewust keek ik door de open deur naar mijn moeder. Ze vertrok geen spier en ik trok met een trillende hand de keukenlade open. Het kraakte een beetje. Bovenin lag de verzilverde bestekdoos. Daaronder een paar satijnen servetten. Daar weer onder vond ik een stapeltje brieven en foto’s, die door een verbleekt rood lint waren samengebonden. Ik wist dat ik beet had en sloot eerst de kamerdeur voordat ik op de wankele keukenstoel de brieven en foto’s ging bekijken. Mijn hartslag verhoogde zich net zoals bij het wekelijkse partijtje zaalvoetbal met mijn collega’s. Het zweet brak me uit, toen ik op de bovenste foto een man zag. In zijn armen hield hij een baby van een paar maanden oud.

Hoe lang ik naar die foto heb gestaard, kan ik me niet meer herinneren. Ik weet nog wel dat de keukenklok twaalf keer sloeg. Ik herkende mezelf op de foto. Dat was niet zo’n bijzondere foto, wel dat de man die me vasthield niet mijn vader was. Het drong tot me door dat die man zonder twijfel een jongere versie was van de oudere heer, die ik eerder die ochtend had afgepoeierd bij de voordeur. Nu begreep ik ook waarom ik toen dacht dat hij op mijn oom Rolf leek. Sterker nog, het was mijn oom Rolf. Op de foto leek hij een jaar of veertig, net zo oud als ik nu zelf was. Ik leek als twee druppels water op hem. Een paar keer bonkte ik met mijn hoofd op de eikenhouten keukentafel. De waarheid die tot me doordrong kon ik nog niet bevatten.
Ik begon de bovenste brief te lezen. De aanhef luidde: Lieve Sophia. Mijn ogen vlogen over de regels, geschreven in priegelig handschrift. Het spijt me zeer dat je niet met mij ons kind wilt opvoeden, maar dat je bij Karel blijft. Ik zal je wens respecteren en je buiten familiebijeenkomsten om niet meer opzoeken.
Woest stond ik op en stampte naar de woonkamer. Voor het eerst sinds maanden liep ik niet meer op mijn tenen. Bijna wilde ik mijn moeder aan haar arm uit bed sleuren, maar ik beheerste me nog net. Met mijn gezicht vlak bij het hare, schreeuwde ik: ‘Je hebt tegen me gelogen, al die jaren heb je tegen me gelogen.’
De bel ging. Door een kier van het dichtgeschoven gordijn keek ik naar buiten. Voor de deur stond mijn oom Rolf of moest ik nou papa zeggen? Achter hem stonden twee potige dames, van wie ik wist dat het buurvrouwen waren. Even stond ik besluiteloos rond te kijken naar de puinhoop waarin de woonkamer zich bevond. Vragend keek ik naar de foto op de schoorsteen met de man, die tien jaar geleden overleed, van wie ik altijd dacht dat hij mijn vader was. Hij gaf geen sjoege, waarschijnlijk kende hij moeders geheim ook niet. Hij was altijd een lieve vader voor mij geweest en ik miste hem nog steeds. Ik besloot daarom de nagedachtenis aan hem in ere te houden. En mijn moeder, haar zou ik het recht op privacy gunnen. Ik liep daarom terug naar de keuken en stopte de foto en de brief terug in de keukenla. Opnieuw rinkelde de deurbel, nu lang en aanhoudend. Ik opende de deur en zonder iets te zeggen liep ik langs oom Rolf naar buiten.

Dit verhaal heb ik opgestuurd naar een schrijfwedstrijd van de uitgever Calami. Dertig verhalen, waaronder mijn verhaal, werden opgenomen in een bundel.




Geen opmerkingen: